In plaats van als N-VA-woordvoerder bagger te ruimen op de sociale media,
schept Bram Bombeek dezer dagen koeienmest uit de stal. Een gesprek met
deze Pallieter 2.0 over subsidieslurpende boeren, het beperkte nut van een
tractorrijbewijs en zijn weidekiekjes.’
Allee, ik zal het dan eens nalezen. For old times’ sake.’ Bram Bombeek lacht, hij was
zowaar vergeten om te vragen of hij dit interview kon nalezen voor publicatie. In zijn
tijd als N-VA-woordvoerder was dat nog een kwestie van leven of dood. Het is niet
uitgesloten dat journalisten met smaak hem toen weleens vergeleken met Cassius
Catastrofus, de in gifgroene tekstballonnetjes sprekende Romein uit Asterix-album
De intrigant. Sinds Bombeek ‘het moeras van de Wetstraat’ heeft verlaten voor de
sappige weiden van Wildebeek, zijn ouderlijke boerderij, heeft hij meer weg van
Pallieter, de dagenplukker uit Felix Timmermans’ gelijknamige lofzang op de natuur
en het boerenleven.
Een jaar geleden fronste menigeen de wenkbrauwen toen Bombeek zijn vertrek
aankondigde uit de politiek om Wildebeek over te nemen. Zijn ouders en
grootouders zelf plaatsten vooral vraagtekens bij zijn ambitie om de boerderij om te
vormen tot een regeneratief voedingsbedrijf. Voor hij uitlegt wat dat is, maken we
een wandeling op het erf en de omliggende landerijen. Boer Bram is vol geestdrift
wanneer hij de geschiedenis van de familieboerderij vertelt. ‘Dit is het levenswerk
van mijn grootvader. Voor de Tweede Wereldoorlog was landbouw in Vlaanderen
een aaneenschakeling van koterboerkes: elk een lapje grond, enkele koeien, een paar
varkens, wat kippen, een boomgaard. Erna kwam de specialisatie en is mijn
grootvader kunnen uitgroeien tot de boer met de grootste stal en tractor van het
dorp. Dat maakte hem trots.’
‘Ah, kijk: mijn infrastructuur.’ Bombeek grinnikt wanneer we de kooien passeren
waarin hij vorig jaar zijn eerste weidekiekjes heeft grootgebracht, kippen die konden
rondscharrelen in de wei. ‘Geen volautomatische megakippenstal van
honderduizenden euro’s, maar eenvoudige constructies van stalen buizen en
kippendraad die ik elke dag met de hand verzette.’
De stal, ooit het pronkstuk van het erf, is volgens Bombeek totaal versleten. ‘Een
normale boer zou hem afbreken en in de plaats een melkstal bouwen. Startprijs: 1
miljoen euro – meteen de schuldslavernij in. Ga ik niet doen.’ Hij lacht. ‘Ik zie hier later
wel een food market verrijzen, een belevingscentrum waar Bart Verhaeghe en zijn
Uplace een puntje aan kunnen zuigen.’
Wat maakte u zo ongelukkig in de politiek dat u zich liever in het harde
boerenbestaan stortte?
Bram Bombeek: Ik was niet ongelukkig, hoor. Na bijna tien jaar in de politiek was ik
me gewoon gaan afvragen wat ik de komende tien jaar zou doen. In de
kerstvakantie van 2018 las ik toevallig het boekje You Can Farm van Joel Salatin, de
paus van de regeneratieve landbouw. Ik was meteen verkocht.
Ik had al lang door dat ons landbouwmodel een race to the bottom was, maar ik zag
geen alternatief. Biolandbouw vind ik te romantisch. Maar Salatin sprak over
ondernemen zonder subsidies, over voedsel leveren aan je gemeenschap, aan
mensen die je in de ogen kunt kijken. En over rentmeesterschap. Je bodem is je
kapitaal. Je moet hem elk jaar aanvullen in plaats van hem met extractieve
landbouw uit te putten.
Legt u eens uit wat regeneratieve landbouw is.
Bombeek: Bij regeneratieve landbouw draait alles rond de bodem en de organische
koolstof in die bodem, in de volksmond humus genoemd. Die moet je elk jaar doen
toenemen, zodat je bodem rijker wordt en ook beter water vasthoudt. Per procent
organische koolstof die je in je bodem vastlegt, verhoog je het waterbergende
vermogen per hectare met 144.000 liter.
Vooral door hem niet te bewerken, maak je je bodem weerbaar. Daarom is een koe
het summum voor de regeneratieve boer. Ze heeft alleen gras nodig en zet dat om in
vlees en melk – en dus in geld – zonder dat de mens tussenbeide hoeft te komen. Een
koe is pure alchemie. Dichter bij het creëren van goud zijn we nooit gekomen.
Zijn varkens en kippen niet veel efficiëntere vleesproducenten?
Bombeek: Op basis van het ruimtegebruik wel. Als ik in onze stal kippen zou
kweken, zouden die me in 4 jaar tijd 15 ton vlees opleveren. Bij runderen is dat 500
kilo ofwel 30 keer minder. Maar kippen en varkens moet je wel mais en soja of graan
geven. En dat voer komt meestal van over de oceaan, wat een enorme impact heeft
op ons leefmilieu. Terwijl gras zomaar groeit, je hoeft daar niks voor te doen. Water
geven of bemesten, elk jaar de bodem omploegen met zware machines die massaal
fossiele brandstoffen verbranden: dat is allemaal niet nodig.
De bodem is het belangrijkste reservoir voor koolstof – dat wordt vaak vergeten in
het CO2-debat. Ploegen stoot gigantisch veel koolstof uit. Gras groeit vanzelf en
koeien zetten dat vanzelf om naar melk of vlees. Hoe simpel kan het zijn?
Tegenvraag: hoe rendabel is het?
Bombeek: Voor het leefmilieu en het klimaat: enorm. De economische kracht van
een regeneratief voedingsbedrijf zit in het gemengde karakter ervan en in de korte
keten. Vandaag is het crisis in de fruit-, de varkens-, de groente-, de melk- en de
kippensector. Wie heeft een boerenjaar gehad? De korte keten. Hoeveslagerijen
zagen hun winst met gemiddeld 55 procent stijgen.
Joel Salatin noemt het boerenbedrijf een stoel met vier poten: productie, verwerking,
distributie en marketing. In productie zijn de meeste boeren goed. Ze zorgen voor
goedkoop voedsel dat voldoet aan hoge kwaliteitsnormen. De overige poten zijn een
ander verhaal. Het schuim van de verkoop verdwijnt in de zakken van de
supermarkten, want zij verzorgen de distributie. De boer krijgt de kruimel die van de
tafel valt. Salatin zegt: ‘Produceer, verwerk, distribueer en verkoop je product zelf.
Mik op de euro van de consument.’ Voor elke euro die een gewone boer krijgt voor
zijn vlees, krijg je er in de korte keten drie. Voor hetzelfde loon heb ik dus drie keer
minder vee nodig.
Voor regeneratieve landbouw zijn bovendien veel minder machines nodig. Een
tractor is pure kapitaalvernietiging! Hij kost 25.000 euro per trede, en de meeste
tractoren hebben er minstens drie. Je moet ervoor lenen, hij zakt in waarde zodra je
er de stal mee uitrijdt, en hij moet dag en nacht draaien om rendabel te blijven – en
de boer dus ook. Dat is roofbouw op je eigen lichaam en op het milieu.
Je moet investeren in ‘infrastructuur’ die tóéneemt in waarde. In je dieren. Neem
mijn weidekiekjes. Die gaan in twee maanden tijd van 50 cent naar een verkoopprijs
van 25 euro.
Kun je groenten kweken zonder de bodem te bewerken en te ploegen?
Bombeek: In Ridgedale, de regeneratieve boerderij van de Brit Richard Perkins in
Zweden, kweken ze groenten in dikke lagen humus en compost. Je kunt de wortelen
er gewoon uitnemen en het gat weer toedekken zonder de bodem te verstoren. In
Vlaanderen putten we onze bodem totaal uit met de groentekweek in volle grond en
vooral met aardappelen. Die zijn zo uitputtend dat je ze eigenlijk om de drie jaar zou
moeten kweken. Maar wij zijn er kampioen in, want we sturen aardappelen in allerlei
diepvriesproducten verwerkt de wereld rond.
U bent vorige zomer op stage gegaan bij Ridgedale. Wat hebt u daar geleerd?
Bombeek: Ridgedale is dé plek in Europa om regeneratieve landbouw te ontdekken.
Richard Perkins, een tenor in de branche, heeft er in vijf jaar tijd en op amper 4
hectare een ecologische oase gecreëerd die cijfers draait waar boeren met veel
grotere bedrijven alleen van kunnen dromen. Daar zijn mijn ogen dehnitief
opengegaan.
Ik wist al lang dat het schimmenspel genaamd ‘regeringsonderhandelingen’ nooit
zou uitmonden in een eerbaar compromis, maar in een Vivaldi-regering met
Alexander De Croo (Open VLD) als premier. Nog voor de coronacrisis losbarstte, had
ik al beslist de politiek te verlaten. Op 25 maart, kort nadat de eerste lockdown was
afgekondigd, verkocht ik onze eerste koe. En hoewel dat sindsdien elke drie weken
is gelukt, twijfelde ik nog. Joel Salatin lezend dacht ik vaak: dit is te mooi om waar te
zijn. In Ridgedale bleek dat het geen hippiedroom is maar een realistisch
bedrijfsmodel waarin je je niet hoeft dood te werken.
Mijn frank is echt gevallen toen ik hoorde voor welke hindernissen mijn
medecursisten stonden.
Hoezo?
Bombeek: Net als ik waren dat veelal dertigers die hun bureaujob wilden opgeven
voor de boerenstiel. Maar zij moesten daarvoor veel risico’s nemen, sleepten soms
studieschulden met zich mee of moesten lenen om dure en schaarse grond te
kunnen kopen. Ik werd er stil van omdat ik besefte dat ik alles al had. De beesten,
het land, de afzetmarkt. En marketing, voor de meeste boeren dé missing link om
over te schakelen, was nu net de enige vaardigheid die ik na al die jaren in de politiek
had opgedaan.
Toen ik terugkwam van Zweden, was ik overtuigd. Ik moest Wildebeek
transformeren tot een gemengd kleinschalig korteketenvoedingsbedrijf.
Waren uw ouders meteen mee?
Bombeek: (lacht) Ze verklaarden me gek. Mijn moeder vindt me nog altijd geen
echte boer, omdat ik geen tractorrijbewijs heb. Maar hun scepsis over de korte keten
is grotendeels weg sinds onze eerste verkoop. Iedereen die toen vlees heeft
gekocht, is blijven terugkomen en heeft nieuwe klanten aangebracht. Je hebt zo’n
100 klanten nodig om elke maand een koe te verkopen. Die had ik in zes maanden
tijd. Die cruciale horde hebben we vlot kunnen nemen dankzij de turbo die corona
heeft gezet op de korte keten.
Intussen verkocht u niet alleen rundsvlees, maar ook weidekiekjes en
graskalkoenen. U denkt ook aan leghennen voor eieren.
Bombeek:Mijn ouders vreesden voor de kippen: ‘Wie wil er nu 25 euro voor een kip
betalen? Als je er 500 verkoopt, zal het veel zijn.’ (glimlachend) Niet alleen heb ik de
eerste 800 vlot verkocht, bij de laatste koeverkoop vroegen de klanten ook wanneer
er weer verse waren.
Dat is pas echt een boost voor mijn ouders: de herstelde band met de klant. Ons
vlees verkochten wij vroeger aan de vleeshandelaar. Een sympathieke mens, daar
niet van, maar dat blijft een zakenrelatie. Zet daar veertig mensen tegenover die hier
op je erf je vlees staan te bestoefen en vragen of er geen extra kraaibiefstuk is. Die
emotionele beloning hebben mijn moeder en vader nooit gehad, en veel boeren met
hen.
Waarom maken boeren dan niet massaal dezelfde keuze als u?
Bombeek: Ik wil niemand de les lezen. Omschakelen naar een kleinschalig gemengd
bedrijf is een serieuze inspanning. De boekhouding van zo’n directe verkoop aan
consumenten, daar raak je dus niet aan uit, hè. En ik ben dan nog jurist. En er is die
schuldslavernij, die vaak van generatie op generatie wordt doorgegeven. Wie 1
miljoen euro af te betalen heeft, kan niet flexibel zijn.
Wat bedoelt u eigenlijk met schuldslavernij?
Bombeek: 1,5 miljoen euro investeren in een megastal. Daarvoor moet je lenen bij
de bank en een contract afsluiten met een voederleverancier. Wie pech heeft en niet
voldoende rendement behaalt, wat bijna altijd het geval is, wordt slaaf van de bank
of van die leverancier en in het slechtste geval van alle twee. Mijn grootste
investeringen waren een vacumeermachine van 1600 euro en die
zelfbouwkippenrennen van zo’n 2000 euro. Dat verdien je terug in één jaar.
Hebt u veel contact met andere boeren?
Bombeek: Niet echt, nee. Ik ga enthousiast naar infosessies over rotatiebegrazing of
een betaald vrijwilligersstatuut in de korte keten. Maar op de vakbeurs Agrilanders
naar nieuwe tractoren gaan kijken? Nee, bedankt. Ik zal wel een curiosum zijn – dat
vinden mijn ouders ook nog altijd. Maar ik heb wel skin in the game, ik neem risico
en doe waar ik in geloof.
Maar een tractorrijbewijs zult u niet behalen?
Bombeek: (blaast) Ik zie niet in waarom ik dat zou doen. Een rijbewijs voor een
aanhangwagen, dat wel.
Mijn ambitie is bijvoorbeeld om hier dingen op te zetten als het oorspronkelijk Finse
REKO-systeem. Daarbij bieden vlees- en groenteboeren, maar ook bijvoorbeeld
bakkers, hun waren per regio aan in een Facebookgroep. Leden van die groep
kunnen hun bestelling afhalen op een geïmproviseerde boerenmarkt. Dat is voor de
consument net zo handig als de supermarkt, en de boer weet op voorhand wat hij
zal verkopen.
Zoiets staat of valt met kritische massa. In de REKO van Ridgedale zitten 11.000
mensen: daar kun je iets mee.
Wat zijn de plannen met Wildebeek?
Bombeek: Verder teruggaan naar de tijd waarin er meer verschillende dieren waren
en elk dier een functie had. Ik denk dus ook aan leghennen en ik wil de boomgaard
terug. Mijn grootvader heeft die weggedaan omdat de bomen in de weg stonden van
de machines en de koeien zich konden verslikken in de appels. Maar machines heb
ik niet en in de moderne hlosohe zijn fruitbomen een extra inkomensbron: je kunt
het fruit of het sap ervan direct verkopen aan de consument.
Een partijgenoot van u in Beernem,Gijs Degrande, roept boeren op om weer bomen
en hagen aan te planten op en langs weilanden en akkers. Bij gewassen reduceert
dat de windschade, bij dieren de hittestress en zonnebrand. De melk- en
vleesproductie wordt erdoor verhoogd.
Bombeek: De schaduw van die bomen maakt het land bovendien beter bestand
tegen droogte en hitte. Tot een derde van je grasland mag in de schaduw liggen
zonder dat je opbrengstverlies lijdt. Het idee dat de natuur zoekt naar evenwicht en
dat wij mensen dat niet per se beter kunnen, is niet louter ecoromantiek. Het is ook
een conservatief inzicht. We moeten respect hebben voor het geheel en bescheiden
zijn over onze plaats erin.
Toen u daarnet kritiek had op de schuldslavernij dacht ik: voelt deze boer zich
vertegenwoordigd door de Boerenbond?
Bombeek: (blaast) Eigenlijk niet. Laat ik eerst zeggen dat de Boerenbond te
gemakkelijk wordt gebasht, zowel vanuit groene hoek als door de N-VA. Net zoals de
vakbonden is hij een competente dienstverlener voor zijn leden. Maar als
grootaandeelhouder van KBC en participant in meststof- en voederbedrijven is hij
natuurlijk ook totaal verweven met de schuldslavernij. Het Algemeen
Boerensyndicaat is dat niet.
Daarnaast vind ik dat boeren ondernemers zijn, en ondernemers mogen niet
afhankelijk zijn van subsidies of van de lange arm van hun corporatistische
vereniging. De megastallen zijn een perfecte illustratie van de perverse effecten
daarvan. Van alle aanvragen die tot bij de minister kwamen, werd vroeger 80 procent
goedgekeurd. Nu wordt 90 procent afgekeurd. Toch is er niks aan de wet veranderd.
Hoe leg je dat uit?
Gokje: de huidige minister van Leefmilieu, Zuhal Demir, is lid van de N-VA en dus
niet van de CD&V, de partij waarvan de Boerenbond nog altijd een machtige stand
is.
Bombeek: Voilà. Het is pure politieke willekeur. Voor alle duidelijkheid: de N-VA gaat
niet vrijuit, ze zit daarvoor al te lang in de Vlaamse regering. Na al mijn jaren in de
politiek schaam ik me voor het onvermogen om daar iets aan te doen. Zeker sinds ik
de starterscursus landbouwer volg.
Neem het mestactieplan. Daar heb ik als jurist en als boer ernstige vragen bij. Sinds
de invoering van het eerste mestdecreet in 1991 is de regelgeving alleen maar
strenger geworden en de bodem- en waterkwaliteit alleen maar slechter. Tegelijk
stellen ze in Brussel tot hun grote verbazing vast dat de helft van alle
mestovertredingen intussen gelinkt is aan kunstmest. Tja, als je dierlijke mest in de
ban doet en kunstmest de vrije loop geeft, kun je toch voorspellen dat boeren gaan
bijmesten met kunstmest? En dat denken ze nu op te lossen met een
kunstmestregister. Met andere woorden: weer heilloze bureaucratische regeltjes die
niets te maken hebben met de praktijk.
Hoe moet het dan wel?
Bombeek: De overheid moet gewoon met boeren afspreken dat ze in vijf of tien jaar
hun bodem moeten verbeteren. Dat is het eigenlijke doel van het mestactieplan.
Voer elk jaar een bodemcontrole uit, maar laat de boer zelf bepalen hoe hij dat
resultaat bereikt.
Door te focussen op één parameter, de bodemkwaliteit, pak je in dezelfde beweging
ook de droogte aan, de ondermaatse waterkwaliteit en het mentale welzijn van
boeren. Dat welzijn lijdt namelijk het meest onder de almaar strengere en
complexere regelgeving, leert onderzoek van het Instituut voor Landbouw-, Visserijen
Voedingsonderzoek (ILVO). Zelfs ik als jurist begrijp het niet meer. Het mag
vreemd klinken in Brussel, maar de meeste boeren zijn geen master in de rechten,
hè.
Vindt u dat we minder vlees moeten eten?
Bombeek: (grijnst) Wie dat tegen mij zegt, spoort me alleen maar aan om een
tweede stuk vlees te eten. Mijn vrienden van slagerij Vande Walle in Kluisbergen,
waar ik mijn dieren laat slachten, hebben de slogan ‘Eet minder vlees maar beter
vlees’ bedacht. ‘Beter’ is de crux. We stemmen allemaal drie keer per dag over ons
voedselsysteem, en dat ons hele leven lang. Als individu kun je niet direct iets doen
tegen het systeem dat soja uit Zuid-Amerika naar hier brengt. Je kunt er wel voor
kiezen om in de supermarkt geen kip van 2,50 euro te kopen die met die soja werd
gevoederd in een megastal.
Het inkomen van rundveehouders was volgens de Boerenbond de laatste tien jaar
negatief. Het kóst hun geld om jouw goedkope vlees te produceren. Sta daar eens
bij stil wanneer je steak koopt in de supermarkt. Je verandert niets door minder
vlees te eten als je niet ook stopt met goedkoop supermarktvlees te kopen. Het
vlees dat jij laat liggen, vliegt gewoon de wereldmarkt op.
Wat zou u doen als u het voor het zeggen had?
Bombeek: Alle subsidies afbouwen. Dat is waar ik als N-VA-kiezer voor stem.
(grijnst) Maar ik heb niet de indruk dat mijn ministers daarmee bezig zijn. Politici
moeten boeren behandelen als ondernemers en zorgen voor rechtszekerheid en
minder bureaucratie. En boeren moeten ook hun verantwoordelijkheid nemen.
Terwijl ondernemers normaal zoeken naar niches die meerwaarde creëren wanneer
een markt niet genoeg oplevert, kijken zij altijd naar Europa en CD&V-ministers voor
subsidies. Dat is niet gezond.
Tot slot: wat hebt u over de politiek geleerd door haar te verlaten?
Bombeek: (lacht) Dat de slinger is doorgeslagen naar profilering en communicatie.
Een parlementslid moet deugdelijke wetten maken, niet constant twitteren. Ik zal
voor eigen deur vegen. Ik hou nog altijd van de N-VA, maar ik kan me ergeren aan
Vlaamse N-VA-ministers of -parlementsleden die er onvoldoende in slagen om de
bureaucratie terug te dringen en rechtszekerheid te garanderen. Op dit moment zijn
wij niet aan het bewijzen dat we wat we zelf doen beter doen. Dat is problematisch.
Als ik gebleven was, was ik onvermijdelijk rancuneus geworden. Zo betreur ik het
sentiment tussen de Open VLD en de N-VA. Met Egbert Lachaert schiet ik goed op.
Terwijl onze partijen hetzelfde moeten nastreven, kunnen ze elkaars bloed drinken.
In plaats van een glaasje mee te drinken, ging ik liever iets anders doen. Wanneer we
weer op café zullen kunnen, zal ik me niet meer schamen om te zeggen waarmee ik
mijn brood verdien. Het afgelopen jaar is het aanzien van de politiek alleen maar
verder onder nul gezakt. Dat wordt gesust door met geld te gooien, maar ooit komen
de coronarekeningen op tafel. En dan zal de antipolitiek een enorme vlucht nemen.
Nee, we zijn nog niet aan de nieuwe patatjes.
Tekst: Simon Demeulemeester
Ferm gezegd boer Bram!